hoorneboegsezomerhei

Argumenten voor en tegen natuurbegraven

In de media-uitingen over ‘natuurbegraven’ komen steeds dezelfde  argumenten terug:
* Het zou geld opbrengen voor natuurbehoud.
* Het publiek zou er om vragen.
* Het is de manier om verzekerd te zijn van ‘eeuwige grafrust’.
* Het zou een zeer natuur- en milieuvriendelijke wijze van begraven zijn.

31 juli 2017 – Er zijn ook mensen die het begrepen hebben. De blog van ingenieursbureau Kybys beschrijft beeldend waar het om gaat.

Hieronder plaatsen we enkele serieuze kanttekeningen bij argumenten voor en tegen natuurbegraven.

Geld voor natuurbehoud

Verdienmodel voor natuurorganisaties?
Voor grondeigenaren is het vermeende verdienmodel de grote trekker om ‘natuurbegraven’ toe te staan. Het Nationaal Groenfonds en de Dienst Landelijke Gebieden promoten het als ‘bewezen verdienmodel’.
Het rekenmodel beoordelen wij als een rammelend verhaal. Vraagtekens zetten wij onder andere bij de prognoses van het aantal begrafenissen per jaar en bij de beheerkosten, die wel eens hoger zouden kunnen uitvallen dan nu wordt begroot. De grafrechten zijn immers ‘eeuwigdurend’, terwijl de inkomsten eenmalig zijn.
Dat natuurorganisaties nu tijdelijk minder inkomsten hebben vinden wij nog geen reden om natuurgebieden ‘voor eeuwig’ te verkwanselen. Een realistisch inzicht in de kosten en baten op de lange termijn ontbreekt.

De gemeenschap betaalt
De begraafmarkt krimpt al jaren, steeds meer mensen kiezen voor cremeren. Gemeenten zijn intussen wel verplicht om begraafplaatsen aan te bieden en te onderhouden. Zij lijden daarop veelal verlies. De omzet die ‘natuurbegraven’ weghaalt bij deze gemeentelijke begraafplaatsen, moet dus worden bijgepast door de belastingbetaler.

De aanbieders van ‘natuurgraven’ garanderen hun klanten ‘eeuwig durende grafrust’. Ze vertellen er niet bij wie die grafrust gaat garanderen. De bedrijven zelf in ieder geval niet. Die vertrekken op het moment dat de grafrechten zijn verkocht. Zij schuiven de verantwoordelijkheid voor het verdere beheer af op de eigenaar van de grond. En als die – om wat voor reden dan ook – in gebreke blijft, zal de gemeente het ‘eeuwigdurend onderhoud’ op zich moeten nemen. Verwachte en onverwachte kosten komen dus ten laste van de grondeigenaar of anders van de gemeenschap.

Wie verdienen hier aan?
Wie zijn de financiers achter de ‘natuurbegraafbranche’? En wie gaan er echt aan verdienen? Wie worden de verliezers?

Van wie is onze natuur?

DSCN6546Bedrijven die ‘natuurbegraven’ aanbieden, verkopen grafrechten ‘voor eeuwig’. Dit roept bij ons veel vragen op. Hoezo kan een ondernemer het gebruik van een stuk van de aarde ‘voor eeuwig’ verkopen? Hoe groot is Nederland nog als we allemaal een eigen stuk grond ‘eeuwig’ bezet willen houden? Belasten we de aarde al niet genoeg?

Is het wenselijk dat wij mensen ook de laatste stukjes natuur in Nederland economisch uitbaten? Willen wij echt dat de weinige natuurgebieden in Nederland veranderen in begraafplaatsen?

Het publiek vraagt er om

Een veelgehoord argument van zowel bedrijven als natuurorganisaties is ‘dat er nu eenmaal vraag is naar ‘natuurbegraven’’. Het is echt iets voor ‘mensen met liefde voor de natuur’, schrijft Natuurmonumenten op haar website.
Tja, zo weten wij er nog wel een. Er is bij het publiek ook vast veel vraag naar een leuk huisje midden in de natuur. Is dat een reden om dat dan maar toe te staan? Is de wens om ‘voor eeuwig’ in onze schaarse natuur te worden begraven niet erg egoïstisch? Hoeveel heeft dat te maken met ‘liefde voor de natuur’?

Effect op recreatieve waarden

Nederland is dichtbevolkt en er is maar weinig natuur. De recreatiedruk op natuurterreinen is dan ook groot. Hoe gaat dat als er in diezelfde gebieden ook nog begrafenissen gaan plaatsvinden? Hoe is het voor wandelaars om regelmatig verzeild te raken in een begrafenisstoet? Is het nog prettig recreëren op een begraafplaats? Hoe zullen rouwenden het ervaren als zij tussen spelende kinderen en loslopende honden terechtkomen? Mogen kinderen nog hutten bouwen en kuilen graven op een ‘natuurbegraafplaats’?

Effect op natuurwaarden

Natuurbeschermingswetten
Veel natuurgebieden vallen onder de een of andere natuurbeschermingswet. Er is dan precies omschreven wat wel en wat niet mag in zo’n gebied. In een aanwijzingsbesluit van een beschermd natuurmonument staat bijvoorbeeld een opsomming van alle natuurwaarden van het gebied. Ook wordt aangegeven voor welke handelingen een vergunning moet worden aangevraagd.

Voorbeeld: In het Aanwijzingsbesluit voor de Hoorneboegse Heide (Ministerie van LNV, 1995) staat dat een vergunning nodig is ‘voor handelingen die schadelijk zijn voor de natuurwetenschappelijke betekenis (…)’. Als voorbeelden van zulke handelingen worden onder andere genoemd het ‘aanbrengen van ondergrondse constructies’, ‘het verrichten van handelingen die wijziging (…) van het bestaande gebruik beogen of ten gevolge kunnen hebben’ en het ‘dunnen, vellen, rooien of planten van bomen (…) niet behorende tot het normale onderhoud’. Het regiem van de Natuurbeschermingswet is ‘imperatief’. Dat wil zeggen ‘dat voor alle activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor de natuurwaarden (…) het vergunning- of ontheffingsvereiste geldt, ongeacht of de betrokken activiteit al in andere kaders is getoetst’.

BodemBoomwortels niet beschadigen
Door het graven wordt het bodemprofiel verstoord. Bij iedere begrafenis betreden honderden voeten de bosgrond met als gevolg bodemverdichting en slijtage. Hoe voorzichtig men dat wellicht ook probeert te doen, het kan niet anders dan dat dit serieuze schade aanricht aan de bosbodem.

Boomwortels
Door het graven in een bomenrijke gebied worden boomwortels beschadigd, wat kan leiden tot het afsterven van bomen. In het rapport ‘Terug naar de natuur‘ adviseert Alterra dan ook om alleen te begraven buiten de verticale projectie van boomkruinen. Dat maakt bosrijke gebieden dus sowieso ongeschikt voor ‘natuurbegraven’. Tenzij men commerciële belangen laat prevaleren boven natuurwaarden.

Broedseizoen
Begrafenissen tijdens het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) kunnen broedende vogels en nestelende zoogdieren verstoren. Alterra stelt in dit verband dat het wenselijk is dat men zich bij ‘natuurbegraven’ confirmeert aan de gedragscodes voor bos- en natuurbeheer (www.natuurbeheer.nu). Concreet betekent dit: geen begrafenissen tijdens het broedseizoen.

Rustgebieden
Voor ‘natuurbegraven’ zal men op zoek gaan naar relatief rustige gebieden, met zo min mogelijk recreatiedruk. Zulke gebieden zijn echter vaak al gereserveerd als ‘rustgebieden voor het wild’. Wij vragen ons af wie zijn rust dan voorgaat: die van het wild of die van de ‘natuurliefhebber’ die zo nodig in de natuur wil worden begraven.

Teruggeven aan de natuur
Begraven en natuurbehoud horen niet bij elkaarZijn verstoringen van bodem, humuslaag, boomwortels, planten, vogels, zoogdieren en amfibieën, ook in het broedseizoen, de gedroomde toekomst voor een natuurgebied? Is dit het ‘teruggeven aan de natuur’ waarover de ‘natuurbegraafsector’ zo hoog opgeeft? Misschien moeten we dat ’teruggeven’ wel heel letterlijk opvatten: nadat een bestaand natuurrijk gebied jarenlang is blootgesteld aan verstoringen, krijgt daarna de natuur weer de kans de schade te herstellen. Wellicht kan de Reclame Code Commissie zich eens buigen over de vraag of ‘natuurbegraven’ mag worden gekoppeld aan ‘goed voor de natuur’.

Effect op aardkundige waarden

In Nederland is een aantal gebieden aangewezen als aardkundig monument. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Gooise stuwwallandschap. Deze status biedt een hoge graad van bescherming tegen ingrepen in de bodem. Alleen bij zwaarwegend maatschappelijk belang kan de overheid deze monumentenstatus overrulen. Met de verlieslijdende gemeentelijke begraafplaatsen in gedachten lijkt ons dit maatschappelijk belang niet zo groot.

Effect op cultuurhistorische waarden

Archeologisch waardevol gebied
Het komt voor dat er plannen voor ‘natuurbegraven’ worden gemaakt in archeologisch waardevolle gebieden. In Drenthe is ‘natuurbegraafplaats’ Hillig Meer aangelegd in een gebied met prehistorische grafheuvels. Het wordt daar als ‘unique sellingpoint’ gepresenteerd.

Voorbeeld: Nabij Hilversum waren plannen voor een ‘natuurbegraafplaats’ op de Hoorneboegse Heide, een gebied met archeologisch gezien ‘hoge verwachtingen’.
In dat laatste geval bood de betreffende ‘natuurbegraaffirma’ aan dat bij elk graf dat gedolven zou worden een vrijwillig archeoloog mocht komen kijken. Een mooi, maar loos aanbod. Gezien de potentie van het gebied is dit werk voor een professionele, gecertificeerde archeoloog. Voor serieus onderzoek moet de kuil op ‘archeologische wijze’ worden gespit, vlaksgewijs en met aandacht voor profielen en eventuele sporen. Dat is dus heel iets anders dan het delven van een graf. En wat gebeurt er als deze archeoloog daadwerkelijk iets interessants vindt? De plek is al jaren eerder verkocht en toegezegd aan de overledene. Op het moment van een eventuele vondst staat de begrafenisstoet al klaar voor vertrek. Afblazen of verplaatsen van de begrafenis is dan geen optie en de archeologische omgeving wordt door het graf onbereikbaar voor verder onderzoek. Op deze wijze op duizenden plekken ‘onderzoek’ doen lijkt ons dus hoogst ongewenst.

Effect op het milieu

Alterra over stoffelijk overschot (‘Terug naar de natuur’, 2009, pag. 11)

‘Dit [natuurbegraven] is echter minder natuurlijk dan beoogd, aangezien het gaat om een inbreng van gebiedsvreemd ‘materiaal’.’ Hoe groot de eventuele belasting wordt, hangt natuurlijk ook af van de dichtheid van de graven. Er is nog niet veel bekend over mogelijke effecten. Alterra adviseert om de graven in ieder geval ‘diep’ te maken, ten einde het risico op het vrijkomen van schadelijke stoffen te minimaliseren. Alterra adviseert ook om het aantal graven per hectare te beperken tot 80 in voedselrijke natuurgebieden en ca. 40 in voedselarme gebieden.

Lucas Reijnders over stoffelijk overschot (Yarden, 2004)
Een stoffelijk overschot bevat onder andere amalgamen in het gebit, cadmium in de nieren, lood in de botten, kwik in het lichaamsvet, kunststoffen, protheses, conserveringsmiddelen. De mens staat aan het eind van de voedselketen en we gaan niet zo zorgvuldig om met bestrijdingsmiddelen, dioxines en brandvertragers. Een mens is in feite ‘een wandelend vuilnisvat’, aldus Lucas Reinders, voormalig hoogleraar milieukunde aan de Universiteit Amsterdam.

Schadelijke effecten van Natuurbegraven, door Professor Lucas Reijnders from Natuurbegraafplaats-waarom niet on Vimeo.

Effect op grondwater / drinkwater

Per locatie kunnen er grote verschillen zijn voor wat betreft de (lange termijn) effecten op ons drinkwater. Op een gemeentelijke begraafplaats is alles keurig onder controle. Met het oog op de argumenten voor en tegen natuurbegraven is dit een belangrijk punt dat nader onderzoek vraagt.

Verstoring van de grafrust

DSCN6549In elk natuurgebied wonen dieren die goed en diep kunnen graven. Denk aan konijnen, vossen en dassen. Honden kunnen er trouwens ook wat van. Het is vragen om flauwe grappen, maar het scenario van een hond of vos die het – gedreven door zijn neus – op een graven zet bij een vers gedolven graf lijkt ons niet denkbeeldig. Hoe diep moeten stoffelijke overschotten onder de grond liggen om ze gegarandeerd buiten het bereik te houden van deze gravers?

Op algemene begraafplaatsen worden vossen geschoten. Dat is toch niet het natuurbehoud dat we in de natuur wensen?

Ook mensen kunnen graven. Het voorkómen van vernielingen aan graven, illegale handel in schedels, is op een ‘natuurbegraafplaats’ zonder hek en zonder toezicht veel lastiger dan op een reguliere begraafplaats. Bovendien liggen stoffelijke overschotten veel te ondiep begraven.

Ook zijn we benieuwd wat er gebeurt als een ‘grafboom’, geplant op een graf als symbool voor de ’terugkeer naar de natuur’, omwaait. Het is goed denkbaar dat het onderliggende graf dan door de wortels wordt ‘gelicht’.

Dat dit allemaal tot hoogst onwenselijke situaties kan leiden, spreekt voor zich. Op een uitgestrekte ‘natuurbegraafplaats’ zal ‘eeuwigdurende’ controle nodig zijn. Is dit meegenomen in de begroting? En wie neemt de verantwoordelijkheid daarvoor op zich? In Engeland zien we dat veel ‘natuurbegraafplaatsen’ inmiddels zijn voorzien van een hek. Welk effect heeft dat op de belevingswaarde van het betreffende ‘natuurgebied’?